Eosinofiele oesofagitis (EoE)

Wat is EoE?
Hoe vaak komt EoE voor en wat is de oorzaak?
Wat zijn de klachten?
Diagnose
Behandeling


Wat is EoE?

Eosinofiele oesofagitis (EoE) is een chronische aandoening van de slokdarm (oesofagus). EoE is een relatief nieuwe ziekte die de laatste jaren steeds vaker vastgesteld wordt.  De ziekte wordt gekenmerkt door:

  • een sterk verhoogd aantal witte bloedcellen (eosinofielen) in de slokdarm. Eosinofielen behoren tot het immuunsysteem en zijn betrokken bij immunologische en allergische reacties. Dit uit zich in een slokdarmontsteking (oesofagitis);
  • klachten van moeilijke passage van voedsel in de slokdarm: patiënten voelen eten afglijden of soms volledig blokkeren. Dit gaat gepaard met spasmen en pijn achter het borstbeen.

Hoe vaak komt EoE voor en wat is de oorzaak?

Het totaal aantal patiënten met EoE wordt geschat tussen de 10 en 50 patiënten per 100.000 inwoners. De ziekte komt twee keer zoveel voor bij mannen als bij vrouwen. Het aantal diagnoses van EoE neemt toe, vermoedelijk omdat de ziekte steeds beter herkend wordt. Daarnaast is er ook een werkelijke toename van het aantal patiënten de laatste 20 jaar. Wat de oorzaak van deze ontstekingsreactie is, is nog niet helemaal bekend. Uit onderzoek is wel gebleken dat verschillende factoren een rol spelen in de ontwikkeling en instandhouding van EoE. Zo werd een verband gevonden tussen voedselallergenen en EoE:

  • Wanneer bepaalde voedselallergenen uit de voeding geëlimineerd worden, verminderen de klachten en ontsteking. Herval treedt op bij nieuwe blootstelling aan het voedselallergeen.
  • Patiënten met EoE blijken ook regelmatig atopische ziekten te hebben zoals rhinitis, eczeem, astma, een gediagnosticeerde voedselallergie of sensibilisatie voor voedselallergenen en/of inhalatieallergenen. EoE wordt daarom beschouwd als een allergische aandoening.

Wat zijn de klachten?

De chronische ontsteking bij EoE zorgt voor een beschadiging van de slokdarmwand. De klachten variëren naargelang de leeftijd. Zuigelingen en jonge kinderen ondervinden klachten zoals buikpijn, onrust, teruggeven van voedsel, misselijkheid, braken, voedselweigering en groeiachterstand (failure to thrive). Bij oudere kinderen, adolescenten en volwassenen komen voornamelijk slikklachten, vastzittend voedsel, pijn achter het borstbeen en reflux voor.


Diagnose

De diagnose van EOE wordt gesteld op basis van drie pijlers: typische klachten, aanwezigheid van eosinofielen in de slokdarm en de afwezigheid van andere oorzaken van eosinofielen in de slokdarm.

De gastro-enteroloog voert steeds een endoscopisch onderzoek uit en zal minstens zes biopsies nemen in de slokdarm. Als er meer dan 15 eosinofielen worden geteld per hpf kan dit wijzen op een EOE.

Het beeld van een EOE tijdens een endoscopie is vrij typisch; vernauwingen (circulaire fibrosis), cirkelvormige ringen, langwerpige lijnen (tramlijnen) en kleine witte stippen (exsudaten).

Uitzicht van de slokdarm aangetast door eosinofielen


Behandeling

Medicatie

PPI

Eerst zal de patiënt behandeld worden met zuurremmende medicatie (proton pomp inhibitoren). Ongeveer 50% van de patiënten zal hierdoor de eosinofielen uit de slokdarm zien verdwijnen.

Budesonide

Als er geen verbetering optreedt, kan een behandeling met lokale corticosteroïden gestart worden. Dit leidt bij ongeveer in 95% tot een herstel van de symptomen en het weefsel. De resultaten op lange termijn zijn minder goed. Bij stopzetten van medicatie komen de eosinofielen meestal terug. We proberen wel steeds de medicatie af te bouwen.

Sinds 2024 is er terugbetaling van budesonide verpakt in een smeltablet. (Jorveza®) Ons centrum heeft aan de studies meegewerkt tot geleid hebben tot de terugbetaling.

Biologicals

De laatste jaren is er veel onderzoek gedaan naar het nut van biologicals. Biologicals zijn antistoffen die eiwitten betrokken in het ontstaan of onderhouden van de eosinofiele inflammatie kunnen blokkeren. 

Overzicht van de verschillende cytokines betrokken in de eosinofiele ontsteking van de slokdarm

In ons centrum werden verschillende van deze nieuwe biologicals in studieverband onderzocht met mooie resultaten. Zij werken in op wat we een Th2 inflammatie noemen. Hierdoor wordt de ontsteking en ontstaan van littekens voorkomen en worden er geen eosinofielen meer aangetrokken. Dupilumab blokkeert IL-4 receptor-α en is goedgekeurd als therapie voor EOE ondermeer door de twee studies waar ons centrum heeft aan geparticipeerd. Cendakimab is een andere biological en blokkeert IL-13. Andere ‘target’ eiwitten zijn IL15, TSLP, Siglec-8, S1P receptor. Ons centrum wordt erkend als EOE-centrum en kan hierdoor participeren aan verschillende studies.

Dieet

Soms slaat de medicatie niet (voldoende) aan, ziet men af van medicatiegebruik op lange termijn of keren de symptomen en klachten terug bij stopzetten van de medicatie. In deze gevallen kan, in samenspraak met de patiënt, een dieetbehandeling een oplossing bieden. Sommige patiënten opteren om onmiddellijk voor dieet te kiezen.

Door het weglaten (eliminatiefase) en het één voor één weer inschakelen (herintroductiefase) van bepaalde voedingsmiddelen, kan onderzocht worden welke voedingsallergenen de ontsteking en klachten veroorzaken. Dit worden de voedselallergenen-eliminatiediëten genoemd. Het gaat hierbij om de meest voorkomende voedselallergenen: tarwe en glutenbevattende granen, koemelk, ei, soja, noten en zaden, vis-, schaal- en schelpdieren.

De eliminatiefase is een proces en heeft als doel de ontsteking te onderdrukken. Bij zuigelingen en kleine kinderen kan de arts een elementaire voeding voorschrijven. Dit is een volwaardige voeding waarbij de eiwitten gesplitst zijn tot losse aminozuren zodat een allergische ontstekingsreactie uitblijft. Deze aminozuurvoeding bestaat onder de vorm van drinkvoeding of kan via een sonde worden toegediend. Als de ontsteking verdwenen is, zal gestart worden met een complete herintroductie van zowel de allergene als niet-allergene voedingsmiddelen. 

Bij oudere kinderen en volwassenen wordt gestart met de eliminatie van één, twee of meer voedingsallergenen. Een endoscopie is nodig om na te gaan wat de reactie van de eliminatie is. Is de ontsteking weg na de eliminatie van één voedselallergeen, dan is het EoE-specifieke voedselallergeen gevonden. Is er geen verbetering, dan wordt de eliminatie uitgebreid naar twee of meer voedselallergenen. Zodra de endoscopie uitwijst dat er geen ontsteking meer optreedt, wordt stap voor stap gestart met de herintroductiefase. Iedere introductie wordt gevolgd door een endoscopie, want enkel op die manier kunnen de EoE-veroorzakende voedselallergenen opgespoord worden.

In ons centrum gaan we enkel voorstellen om zuivel en/of tarwe te laten. Als de eosinofielen niet verdwijnen, wordt meestal gestopt met het dieet.